Er zijn een aantal dingen die je gewoonweg alleen maar kan herkennen als jij vroeger ook de jongste van het gezin was. Zo moest je het lange tijd doen met de afdankertjes van je zussen (of broers), maar was je stiekem ook een beetje meer verwend…
De jongste van het gezin…
Het gezinsleven met meerdere broers of zussen is dynamisch en heeft enorme voordelen en nadelen. Maar één ding is zeker: alles is anders. Of het nu gaat om lange ritten in auto of zelfs iets simpels als een verjaardag vieren.
In deze dynamiek speelde ook de volgorde een rol: wanneer kwam jij erbij? Hadden we het laatst al over de oudste van het gezin, nu is de jongste thuis aan de beurt…
1. Je bijnaam was ‘kleintje’
Het lot van iedereen die de jongste van het gezin was thuis, je werd ‘kleintje’ genoemd. Ook al toren je vandaag misschien wel ver boven de oudste van het gezin uit: jij zal voor altijd ‘de kleine’ blijven.
2. Je moest smeken om te mogen meespelen…
Als er een spelletje werd gespeeld, moest je alle mogelijke argumenten op tafel smijten om mee te mogen doen. Vaak werden er dan tegenargumenten opgeworpen door je oudere zussen/broers.
Je begreep het spel niet, je kon nog niet tellen, of als er iets mis zou gaan zou je gaan klikken bij de ouders… Nietes! Smeekbedes waren dagelijkse kost voor wie de jongste thuis was.
3. … En als je mocht meedoen moest je altijd de ‘leerling’ zijn
Werd er ‘schooltje’ gespeeld, dan moest jij altijd de leerling spelen. Werd er ‘gezinnetje’ gespeeld, dan werd je gedegradeerd tot baby of zelfs, jawel, hond. Je oudere zussen/broers speelden altijd de baas over je.
Deze hiërarchie van de natuur moest jij respecteren.
4. Je kleding waren allemaal afdanktertjes
De mode volgen zat er voor jou als jongste thuis niet in. Toen skinny jeansbroeken in werden, liep jij nog rond met broeken met wijde pijpen van je zussen. En zo ging dat altijd maar door. En het stopte niet bij de kleding van je zussen.
Ook die van nichtjes, buurmeisjes, en heel het dorp dat zijn kleding beu was en waarvan jij erin paste. Gaatjes werden dichtgenaaid. Zat er een grote scheur, dan naaide je moeder er een knielap op. Dat maakte het er niet bepaald beter op.
5. ‘Jij bent geadopteerd’
Oudere broers/zussen waren slimmer. Ze wisten bijvoorbeeld eerder dan jij wat ‘geadopteerd’ betekent. Jij kwam pas achter de echte betekenis van het woord nadat dit meerdere keren tegen je werd gebruikt.
Ruzies konden lelijk zijn en als jongste thuis kreeg je soms te horen dat ‘je aan de deur was gelegd’, of dat je ‘van de melkboer’ was. Kwetsend, nodeloos kwetsend, althans op dat kinderlijke moment. Tijdens die donkere periode in je leven geloofde je het misschien zelfs even…
6. Je hebt nooit een babysit gekend
Waarom zouden je ouders een babysit inhuren als je oudere broers/zussen had die perfect op jou konden passen? In theorie een goed idee, niets op aan te merken, maar in praktijk…
Je werd echt behandeld als een baby en een last. Bovendien vertelden ze je het ene griezelverhaal na het andere waardoor je huilend wakker lag in bed.
7. Er bestaan bijna geen kinderfoto’s van jou alleen
Er was altijd wel iemand die jou op zijn schoot trok. Hierdoor heb je als de jongste thuis haast geen enkele foto van jou alleen. Je broers en zussen wilden de spotlight niet delen.
8. Je wordt het ‘aandachtskindje’ genoemd
Ondanks het feit dat je bijna geen kinderfoto’s van jou alleen hebt, werd jij het ‘aandachtskindje’ genoemd.
Als jongste thuis voelde dat echter niet zo aan. Ja, je was misschien een beetje meer verwend, maar dat vond je niet meer dan normaal. Jij had immers jarenlang hun spullen afgedragen.
9. Leerkrachten vergeleken je voortdurend met je broers/zussen
Dit kon voordelig of nadelig zijn. Waren je oudere zussen slimme engeltjes in de klas, dan zagen ze jou graag komen. Waren ze lastposten, dan werd je meteen in dezelfde categorie geplaatst.
Zonder dat je daar iets aan kon doen, ging de reputatie van je oudere broers/zussen verder op jou, aldus je leerkrachten.
10. Je werd aangesproken met de foute naam
Je ouders, je leerkrachten, nonkels en tantes, iedereen leek zich te vergissen in jou naam. Dan kreeg je te horen dat je toch ‘zo veel op je oudere zussen lijkt!‘. Zucht.
12. Hobby’s kon je niet kiezen
Logistiek konden je ouders het niet aan om op dezelfde avond jou naar de ballet te rijden, en je zus naar de zwemles. Nee, daar was een praktische oplossing voor: samen dezelfde hobby. Dan maar hopen dat ze goede keuzes maakten…
13. Je moest altijd in het midden zitten in de auto
Iedereen weet dat het midden de slechtste zitplaats is. Als jongste thuis was deze altijd voor jou, omdat je de kleinste was, maar ook omdat je gewoon minder beslissingsrecht had.
14. Mijlpalen waren al normaal
Toen jij eindelijk je rijbewijs behaalde was dat al normaal in het gezin. No big deal. Deze mijlpalen waren minder belangrijk. En de opmerking die je dan van oudere broers/zussen kreeg, was vooral: ‘Waw, ik word oud!‘. Nou, ook bedankt.
15. Je kreeg altijd advies
Toen je nog echt jong was, kreeg je vooral dit te horen: ‘het zijn je zaken niet‘, ‘je bent nog te jong om het te begrijpen‘. Een beetje later veranderde deze houding. Plots kreeg je op alles advies, want je oudere zussen waren namelijk al door al die fases gegaan.
Het was een beetje irritant soms, maar vaak heel welkom. Je oudere broers en zussen waren een belangrijke hulplijn die je altijd mocht raadplegen. Daarom ben je hen als jongste thuis eeuwig dankbaar.
Wat zijn jouw herinneringen?
Leuk en herkenbaar of hebben we misschien nog typerende zaken of momenten over het hoofd gezien? Laat het ons weten in een reactie hieronder!
Lees ook:
- Ruzie met je broer of zus: deze 12 zaken leidde je ertoe
- 12 herkenbare situaties voor wie thuis de oudste was
- 22 dingen die je herkent als je opgroeide in een groot gezin
01
Uncle Joey uit Full House: zo gaat het Dave Coulier nu